Advocatenkantoor Nass

29 maart 2919

Dwangarbeid en recht op gezinsleven en godsdienstvrijheid

Niet de persoon die bijstand heeft aangevraagd of ontvangt, maar het college, de gemeente, mag bepalen welke voorziening het meest geschikt is om het uiteindelijke doel, arbeidsinschakeling, dat zou moeten zijn begeleiding naar betaald werk, te bereiken. Daarbij moet het college maatwerk leveren en de grondrechten van betrokkene worden gerespecteerd. Tot die grondrechten behoren vrijheid van godsdienst en het recht op gezinsleven, waartoe ook een omgangsregeling kan behoren. Door betrokkene de verplichting op te leggen alle zaterdagen de gehele dag te werken (lees hier als je dat wil: dwangarbeid te verrichten), belemmert de gemeente de omgangsregeling, de omgang met de kinderen. Deze belemmering vormt een inbreuk op het gezinsleven van de bijstandsafhankelijke. Het belemmeren van moskeebezoek vormt een inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid.

Naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep was in dit geval de inbreuk op zijn recht op gezinsleven en op zijn recht op godsdienstvrijheid niet noodzakelijk. Daarom mocht het college geen sanctie opleggen.

Afgaande op deze uitspraak is het denkbaar dat een dergelijke inbreuk wel toegestaan kan zijn als de gemeente aannemelijk maakt dat een dergelijke inbreuk op gezinsleven en/of godsdienstvrijheid wel noodzakelijk is.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2019:481

Zie ook: Verplicht onbetaald werken in het weekend?

Het opleggen van een verplichting om een baard af te scheren werd in de uitspraak hieronder, hoewel erkend werd dat dit een inbreuk was op het recht op godsdienstvrijheid, wel toegestaan, omdat deze inbreuk wel noodzakelijk werd geacht in verband met de noodzaak tot het dragen van een masker dat moest beschermen tegen asbestdeeltjes. Dat het hier ging om een voorziening gericht op arbeidsinschakeling was niet betwist en of dat het geval was kwam in deze uitspraak derhalve niet aan de orde.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2019:480